In woordenboeken en encyclopedieën zal men de volgende definitie vinden van een boerboel: “een grote boerderijhond met onzekere oorsprong”.
Gelukkig is dit iets uit het verleden. Zuid-Afrika’s eigen hond, de Boerboel, is nu een volledig volwassen hondenras. Langdurig onderzoek heeft duidelijk gemaakt dat de voorouders en bloedlijnen van de Boerboel tot in de tijd van Herodotus en tot in Tibet, Assirië en Babylon kunnen worden teruggevoerd.
In Assirië werden honden gebruikt als soldaten, zelfs met versterkte harnassen uitgerust om zich te beschermen. Toen Assurbanipal Egypte veroverde, werden deze honden ook meegenomen en werden zo verder verspreid over de toen bekende wereld. Wat later was Alexander de Grote verantwoordelijk voor het verspreiden van deze honden over Europa.
Blijkbaar krijgt hij in het jaar 326 voor Christus een presentje, namelijk 156 van deze grote honden die speciaal getraind waren om leeuwen en olifanten te bevechten.
Door de eeuwen heen hebben deze honden zich in twee definitieve typen ontwikkeld, het mastiff-type dat gebruikt werd voor bescherming en als soldaat en een hond die werd gebruikt voor jachtdoeleinden. Allebei waren het stevige, goedgebouwde, grote,typische werkhonden met enkele kleine verschillen in voorkomen en bouw. Het is bekend dat alle nu bekende honden in de westerse wereld afstammen van deze twee typen honden.
Ongeveer 600 jaar geleden zijn de Europeanen begonnen met het gespecialiseerd fokken van deze twee typen honden en zijn er door selectie en kruisen tal van andere rassen ontstaan. Sommige honden werden speciaal gefokt voor het jagen, anderen werden geleerd om te apporteren van de prooi of het bewaken van het vee.
Er waren nog een eindeloos rij andere taken waarvoor de hond werd ingezet, maar de basis van al deze honden was nog altijd het sterke ras uit het verleden. Toen Jan van Riebeeck naar de Kaap kwam in 1652 bracht hij zijn eigen sterke grote hond mee om hem en zijn familie te beschermen in het wilde en onbekende stuk land.
Deze hond stond bekend als “De Bullenbijter”, een grote zware mastiff-hond. Op dit moment in de tijd was de “oerhond” flink gediversifiseerd en veel landen uit de westerse wereld hadden hun eigen kenmerkende ras hond. De kolonisten die zich na Jan van Riebeeck vestigden brachten eveneens hun sterkste honden mee om zichzelf en familie te beschermen tegen al die onbekende gevaren van het vreemde land.Er arriveerden dus honden uit veel verschillende landen. Doordat de pioniers zich steeds verder landinwaarts verplaatsten, raakten de honden ook steeds meer geïsoleerd en vond er dus inteelt plaats. Dit had tot resultaat dat de karakteristieke eigenschappen van de originele Assirische hond weer te voorschijn kwamen. Overleven was het meest belangrijke en de hardheid van de Boerboel (tot op de dag van vandaag) is daar op terug te voeren.
Aangezien er geen dierenarts en medicijnen aanwezig waren, moesten de honden in grote mate voor zichzelf zorgen en opkomen. Tijdens “De Grote Trek” waren de kenmerken van de Boerboel goed herkenbaar, te zien op oude tekeningen. Echter na “De Grote Trek” vond er op de meest afgelegen boerderijen nog meer inteelt plaats en alleen de grootste en sterkste honden overleefden. Zijn pionierbaasjes eisten van hem een goede vriend van de familie te zijn, een werk-, waak- en vechthond.
Ze konden zich niet veroorloven om een ongehoorzame, humeurige, ziekelijke hond te hebben, ze moesten op hem kunnen vertrouwen dat hij de familie beschermde, dat hij werkte, doodde en vocht. Omstreeks het jaar 1900 waren de karakteristieken van de “oerhond” weer duidelijk zichtbaar en deze hond stond bekend onder de naam: “Bole”. De jaren die hier op volgden werden de Boerboel bijna fataal.
De trek naar de stad (urbanisatie) zorgde voor veel kruisingen tussen rassen, ook bij de Boerboel. Alles wat kon blaffen kruiste met elkaar en de typische “bole” begon te verdwijnen. Het was pas in de jaren tachtig van de afgelopen eeuw dat er een serieuze speurtocht op touw werd gezet met als doel: het vinden van de oorspronkelijke boerderijhond. Een aantal dappere mensen namen het initiatief om de SABT, South African Boerboelbreeders Association, op te richten.
Het hoofddoel van hen was om de originele Boerboel zijn rechtmatige plaats te laten innemen als unieke Zuid-Afrikaanse hond tussen de andere hondenrassen op de wereld. Een speurtocht over duizenden kilometers volgde. Geselecteerd fokken begon, teleurstellingen volgde, maar ook immense vreugde. Eindelijk, de hond van onze voorvaders was klaar om geregistreerd te worden als een puur ras. In de tussentijd is de SABT uitgegroeid tot een vereniging met meer dan 19.980 leden en fokkers verspreid over heel Zuid-Afrika en de rest van de wereld.
In augustus van 1980 werd de eerste selectietoer ondernomen door Jannie Bouwer uit Bedford en Lucas van de Merwe uit Kroonstad. De vrouw van Lucas, Anneke, ging mee als secretaresse. In totaal 5500 kilometer werd er gereisd om 250 honden te keuren, waarvan er slechts 72 werden geselecteerd om geregistreerd te worden. De grote droom begon vorm aan te nemen…..